POSITIE

Mijn studie sociologie (met politicologie en filosofie) heeft invloed gehad op mijn denkbeelden inzake de politiek. Toch bleef sociologie een tamelijk afstandelijk abstracte deelwetenschap, die mij weliswaar veel globaal inzicht heeft gegeven, maar die niet direct heeft bijgedragen aan mijn politieke visie. Het was meer de sociaal-politieke context die bijdroeg aan dat inzicht. Tot die context behoorde onder meer het lezen van de anarchistische, socialistische en marxistische klassieken uit de 19e eeuw. Verder voelde ik een grote aantrekkingskracht uitgaan van de naoorlogse fenomenologisch-sociologische opvattingen van de Franse socioloog George Gurvitch, die van mening was dat de sociologie zijn beginpunt vond in de theorieen van Proudhon en Marx. Uiteraard nam ik ook kennis van de opvattingen van de Frankfurter Schule, de Kritische Theorie. Dit betrof voornamelijk sociaal-filosofische denkbeelden. De achterliggende kapitalisme-kritiek heeft desalniettemin invloed op mij gehad. Tegelijk bleef ik een skeptische en systematische socioloog.

Essentieel in de bepaling van mijn houding tegenover oorlog was de afloop van de Tweede Wereldoorlog met zijn (onterechte) bestraffing van degenen die tijdens de oorlog de kant van de bezetter kozen (misdaden kunnen veroordeeld worden; politieke opvattingen behoren nooit bestraft te worden, tenzij ze oproepen tot misdaden). Als kind van Nederlandse nationaal-socialisten ervoer ik een moeilijke toegang tot de openbare politiek. Ik koos voor een pacifistische opstelling, die onder meer bepaald werd door het Ghandi-denken: geweldloze weerbaarheid. Politionele optredens in opdracht van en onder toezicht van de Verenigde Naties behoren tot de aanvaardbare mogelijkheden.

De keuze voor een specifieke politieke groepering leek mij in de jaren 1960 en later eenvoudig bepaald door de grondwettelijke/kiesrechtelijke keuzemogelijkheid voor een pacifistisch socialisme. Ik werd lid van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). Deze partij ging aan het eind van de jaren 1980 op in GroenLinks. Het socialisme van de PSP kon weliswaar een vrijheidlievend, libertair, socialisme genoemd worden, maar het was geen skeptisch denken. Het sterk militante anti-fascisme binnen de PSP maakte het voor mij heel moeilijk om mij politiek veilig te voelen in de PSP, en dat is niet afgenomen na de fusie tot GroenLinks. Dat is dan ook de reden geweest dat ik mij aan het eind van de jaren 1990 uit die laatste politieke groepering terugtrok. Behoefte om van een andere partij lid te worden is niet teruggekomen. Ik kreeg het te druk met "Kritische Beschouwingen Over Collaboratie".

Het inzicht in de dictatoriale (communistische,fascistische) geschiedenis van de 20e eeuw heeft bij mij sterk bijgedragen tot de vorming van modern, rationeel, godsdienstkritisch, libertair maar democratisch socialistische opvattingen. Ik heb altijd belangstelling gehouden voor het anarchisme in het algemeen, maar mijn primaire interesse gaat nog steeds uit naar het denken van een van hen, namelijk Pierre Joseph Proudhon. Dit is de man geweest die het vakbondswezen heeft bedacht en opgezet. In Frankrijk en Spanje heeft dat aanleiding gegeven tot de vorming van het syndicalisme en daarnaast tot de idee van radensamenlevingen. Denk hierbij aan de Commune van Parijs 1871, aan het uitroepen van de Münchense radenrepubliek in Duitsland in 1919 en aan het radencommunisme in Joegoslavie. Het ging in principe steeds om machtsinitiatieven van onderaf, die in kleine eenheden (gemeenten, fabrieken) opereerden en die federatief communiceerden met hun nevenraden. Maar vergeet ook vooral de Russische sowjets (raden) niet, die onder de dictatuur van het proletariaat opgebouwd konden worden van onderaf. Het gaat hier in feite dus steeds om anarchistische modellen die onder meer opgenomen werden in marxistisch communistische organisatievormen. Dit stelsel verwerd echter al snel tot een omgedraaid hierarchisch top-down systeem (Lenin, Stalin, Mao).

De kern van het Proudhonse anarchisme, en van het zich in de 19e eeuw ontwikkelende socialisme en marxisme is de gedachte, dat de welvaart in de mensenwereld aan allen toebehoort, en niet aan vermogende enkelingen. Dit is een gedachte die mij aanspreekt. Ik ben van mening, dat dit een directe rationele voortzetting is van het 17e en 18e eeuwse Verlichtingsdenken. Tegenover de ideeen van Marx, kende het libertaire denken echter ook een centrale plaats toe aan het individu en het individuele denken. Het denkende subject is de creatieve bron van welvaart en toekomstige ontwikkeling. Dat is een gedachte die mij in het bijzonder aanspreekt.

Het libertaire denken staat ook oppositioneel tegenover het liberale denken. Het liberale denken ziet het individu weliswaar als ondernemend centrum, maar wil niet zien, dat dit ondernemende centrum zonder de werkzame kracht van arbeid vruchteloos is. De ondernemer zelf is een arbeider. De gedachte dat de ondernemer een vermogenseenheid zou zijn, is ook in de 21e eeuw een nog breed bestaande, maar te bekritiseren visie. Deze kritiek treffen we ook in het marxisme. Maar het marxisme is een abstract systematisch en structureel denken, dat geen plaats toekent aan het creatieve individu. Dat is ook de reden waarom anarchisme en marxisme al in de 19e eeuw opponenten waren. Lenin bestreed het opkomende anarchisme in de begintijd van de Russische Revolutie. Dit werd definitief in 1921 na de beeindiging van de commune van Kronstadt en van de agrarische communes in Oekraïne.

Marxisme en anarchisme zijn tijdgebonden politiek-filosofische systemen, die in de 19e en vroeg 20e eeuw een belangrijke rol speelden op het wereldtoneel. Ze hebben een uitdrukkelijke politiek-filosofische basis, waarvan we nu nog kennis kunnen nemen, en die we nu kunnen proberen te vertalen naar de politiek-concrete situatie van het heden. Dat is de reden waarom ik uitdrukkelijk van een libertair, dat wil zeggen vrijheidlievend, democratisch socialisme blijf spreken. Anarchisme en marxisme kunnen weliswaar inspiratiebronnen zijn, maar het zijn geen theoretische fundamenten meer.

We leven in massa-maatschappijen van miljarden subjecten, en het gaat daarin primair om de vraag hoe het individu, het subject, zich zo creatief mogelijk kan ontplooien in een zo horizontaal mogelijke machtsverdeling. Dit vraagt om het zo direct mogelijk afbreken van niet-democratisch opgebouwde hierarchische lijnen in de massa-samenlevingen. Dat betekent het beeindigen van markt- en beursdenken. Het betekent het tot stand brengen van democratische economie. Het betekent politiek gestuurde, democratische plan-economie, die menselijke creativiteit niet inperkt, maar die uitsluitend via democratische politiek en struktureel investeert.